Definitie
Evolutie van de wet
Uitsluiting : Overeenkomsten van minder dan 3 maand
De doorlopende levering van een dienst of doorlopende leveringen
De verkoop op afbetaling brengt een eigendomsoverdracht met zich mee
De rol van de verkoper en de gevolgen voor de toepassing van de wet
Voorbeelden – Advies van de administratie
Definitie: Bij de verkoop op afbetaling wordt de consument geconfronteerd met een verkoper van roerende lichamelijke goederen of een dienstverlener. Het krediet dient voor de financiering van een aankoop van een goed of de betaling van een dienst. De verkoper is dus tegelijkertijd de kredietgever (hij wordt echter gekwalificeerd als kredietbemiddelaar indien hij zijn schuldvordering onmiddellijk overdraagt aan een erkende kredietgever) Deze krediettechniek veronderstelt een terugbetaling door periodieke stortingen.
Evolutie van de wet: In de tekst van 1991 verplichtte de wet de consument om een voorschot te betalen ten belope van 15% van de verkoopprijs. Het krediet kon dus niet gebruikt worden voor de totale prijs. Men achtte dat deze regel dwangmatige aankopen zou tegenhouden en het sluiten van kredietovereenkomsten bij een minder onafhankelijke verkoper die minder geneigd is dan andere kredietgevers om advies te verstrekken. Deze regeling werd echter omzeild door een veelvudigere toekenning van de kredietopeningen waarvoor geen voorschot werd vereist. Het voorschot verloor dus aan belang. De oorspronkelijke wettekst organiseerde bovendien een bijzonder regime in de artikelen 40 en volgende, onder meer inzake de inhoud van de overeenkomst en de vermeldingen in de reclame. De wet van 13 juni 2010 heeft de voorschotvereiste en het bijzonder regime van artikel 40 en volgende definitief afgeschaft. Het bijzonder karakter van de verkoop op afbetaling ligt in de verwerving van een welbepaald goed of dienst en de terugbetaling van het krediet door periodieke betalingen.
Uitsluiting – Overeenkomsten van minder dan 3 maand : In de oorspronkelijke tekst van 1991 bestond er een volledige uitsluiting van de verkopen op krediet die terugbetaalbaar waren binnen een termijn van minder dan 3 maanden uit het toepassingsgebied (oud art. 3, § 1, 3° van de wet). De omzetting van richtlijn 2008/48/EG heeft deze uitzondering afgeschaft. Vanaf 1 december 2010 betreft de enige uitzondering de verkopen op krediet zonder interest waarvan de terugbetaling wordt verricht binnen een termijn van 2 maand en waarvoor de kredietgever slechts kosten vraagt die minder dan 50 EUR per jaar bedragen. Deze kredietovereenkomsten ontsnappen volledig aan het toepassingsgebied van de wet (art. 3, § 1, 3°).
Uitsluiting – Doorlopende leveringen of diensten: De verkoop op afbetaling beoogt zowel de verkoop van een roerend lichamelijk goed als de levering van een dienst. Men dient echter wel rekening te houden met de uitsluiting beoogd door artikel 3, § 1, 2°, van de wet voor de overeenkomsten gesloten met het oog op de doorlopende levering van diensten of goederen van dezelfde aard krachtens dewelke de consument de kost van de voornoemde diensten of goederen regelt, zolang zij worden geleverd, door gespreide betalingen (zie besprekingen onder dit artikel). De uitzondering is beperkend te interpreteren: indien “de diensten (...) niet vergoed worden naarmate zij verstrekt worden doch dat aan deze te verstrekken diensten een vooraf bepaalde prijs verbonden is waaromtrent een maandelijkse afbetalingsregeling met interest werd bedongen” kan hieruit afgeleid worden dat de overeenkomst niet het “verlenen van diensten op continu-basis”of doorlopende diensten tot voorwerp heeft (zie Cass. 29 november 2001 en de voorbereidende werken bij de wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet) (memorie van toelichting, p. 25 en 16). De rechtspraak geeft een voorbeeld van de postorderverkoop van cursussen waarvan de prijs is overeengekomen bij het sluiten van de overeenkomst, ook al worden de cursussen vervolgens na elkaar verzonden en wordt de prijs maandelijks betaald (Vred. Tielt, 17 juni 1996, Jaarboek Kredietrecht, 1996, p. 141; zie Cass, 29 november 2001 : Dat deze bepaling niet uitsluit dat een overeenkomst waarvan het voorwerp hoofdzakelijk bestaat uit het leveren van diensten en waarvan de verkrijging van lichamelijke roerende goederen van bijkomende aard is, een verkoop op afbetaling kan zijn). Daartegenover valt de bepaling, maandelijks van een abonnement voor een dagblad door niet onder het toepassingsgebied van de wet, gezien het betalingsritme overeenstemt met de verzending van het betreffende dagblad.
De verkoop op afbetaling brengt een eigendomsoverdracht met zich mee: In de definitie van de verkoop op afbetaling wordt aangegeven dat het krediet een eigendomsoverdracht van het goed of dienst tot doel moet hebben. Het ogenblik van de eigendomsoverdracht kan door de overeenkomst worden bepaald: het is gebruikelijk voor de roerende verkopen op afbetaling (in de automobielsector bijvoorbeeld) dat de verkoper zich het eigendomsrecht voorbehoudt tot de verbintenissen voortvloeiend uit het krediet volledig zijn nagekomen. De financieringshuur, gedefinieerd in artikel 1, 10°, laat ook toe een gehuurd goed aan te kopen. De verkoop op afbetaling en de financieringshuur verschillen van elkaar door het automatische karakter van de eigendomsoverdracht. De verkoop op afbetaling veronderstelt dat de consument van rechtswege eigenaar wordt van het gefinancierde goed, zodra aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan. De financieringshuur veronderstelt dat de consument een optie uitoefent. De overeenkomst, zelfs voorgesteld als een huur, waarin de huurder van rechtswege eigenaar wordt na betaling van de laatste huurprijs, is een verkoop op afbetaling.
De rol van de verkoper en de gevolgen voor de toepassing van de wet:
Voorbeelden – Advies van de administratie